Biografie: leren en studeren
|
Charlotte Jacobs
|
Acht kinderen telde het joodse gezin van
Abraham
Jacobs en Anna de Jongh, toen op 9 februari 1854 Aletta Henriëtte
Jacobs werd geboren. In het Groningse
Sappemeer
werkte vader als huisarts, terwijl moeder de zorg droeg voor het huishouden
en het gezin. Met uiteindelijk elf kinderen was het gezin groot, en arm.
Toch kregen alle kinderen de kans om te leren en te studeren. Ook de
meisjes, wat destijds bijzonder was. Zo werd Charlotte Jacobs de eerste
vrouwelijke apotheker van Nederland en deed Frederika Jacobs als eerste
vrouw in Nederland het middelbaar examen in wiskunde en boekhouden.
Als jong meisje had Aletta twee idolen, te weten haar vader en haar oudste
broer
Julius.
Aletta: "Van mijn zesde jaar af heb ik steeds met de meest mogelijke
beslistheid verklaard, dat ik, net als Pa en Julius, dokter wou worden.
Geen oogenblik is toen of later de gedachte bij mij opgekomen, dat dit
voor een meisje moeilijk zou gaan. Hoe kon dat ook? Thuis werd immers
tusschen jongens en meisjes geenerlei verschil gemaakt." Vader nam
Aletta mee naar sommige van zijn patiënten en sprak met haar over
de ziektegevallen. Haar belangstelling voor het vak groeide.
In Nederland bestonden geen vrouwelijke artsen. Medische studies werden
alleen door mannen gevolgd. Het was de gewoonte dat een beschaafd meisje
een jongedamesschool bezocht om daar zich te verdiepen in de kunst der
fraaie
handwerken, er goede manieren leerde evenals een sprankelende conversatie.
Aletta hield het op zo'n deftige school veertien dagen uit. Een compromis
werd gesloten: overdag zou ze moeder in de huishouding helpen, 's avonds
kreeg ze lessen in de Franse en Duitse taal. Maar het compromis werkte
niet. Ze dagdroomde over vluchten, verwaarloosde het huishouden en werd
stil en eenzelvig. Een stage bij de plaatselijke modiste bracht geen verbetering.
Aletta: "Elken dag werd ik lusteloozer, niets had meer mijn belangstelling.
De malaria-aanvallen, waaronder ik vroeger dikwijls had geleden, kwamen
terug. Ondragelijke hoofdpijnen kwelden mij soms. Ik droeg ze in stilte.
Ziek worden, doodgaan misschien, beteekende immers een verlossing uit
de ellende." Een vriendelijk woord over haar taalwerk bracht een
uitbarsting teweeg: "Ik mag immers toch niets worden omdat ik een
meisje ben!" Dat was het keerpunt.
Haar broer Julius bekommerde zich om zijn zusje. In urenlange gesprekken
spiegelde hij haar een toekomst voor waarin zij ook medicijnen zou studeren.
Aletta vatte moed. Langzaam werd zij beter. Na enkele
maanden kreeg ze van vader lessen in Grieks en Latijn. Het idee ontstond,
dat de nu 15-jarige Aletta moest proberen te slagen voor het examen van
leerling-apotheker. Zo gebeurde: op 26 juli 1870 behaalde ze het diploma.
Of daarmee een toekomst als dokter mogelijk werd, stond evenwel nog te
bezien.
|